top of page

PARATE KENNIS
GODSDIENST

TWEEDE GRAAD

Beste leerling

​

hieronder vind je alle info die je moet kennen om je parate kennis omtrent godsdienst te testen. Bekijk alles, verwerk het en los daarna de opgegeven oefening op. Let wel - sommige zaken zijn enkel voor het vierde middelbaar - maar dan staat het erbij vermeld.

De Zeven sacramEnten

De 7 sacramenten - Rogier Van der Weyden

Kan je in het schilderij van de Vlaamse Primitief Rogier Van der Weyden alle 7 de sacramenten herkennen? Duid ze aan en benoem ze!

Kerkelijke Hiërarchie

PAUS

KARDINAAL

​

AARTSBISSCHOP

BISSCHOP

​

PRIESTER

DEKEN

DIAKEN

LEKEN - GELOVIGEN

De kleuren van de Kerk

Naar gelang je rang in de Kerk ontvang je een ander kleur. Dit kleur wordt uitgedrukt in de officiële kledij die bij je functie hoort.
Diakens, priesters en dekens dragen zwart. Een bisschop (en dus ook een aartsbisschop) krijgen de paarse kleur. Dit kan je soms zien als ze hun zucchetto (keppeltje) dragen. Een kardinaal krijgt de rode kleur en alleen de paus mag wit dragen.

Diaken

Diaken is een wijding in de kerk (de diakenwijding) en dus een sacrament - ook al wordt dat vaak niet bij de 7 sacramenten gerekend. Een diaken mag een getrouwde man zijn en moet zich vooral inzetten voor de 'hulp in de gemeenschap' (zorgen voor de zieken, de armen, de eenzamen, ...). Hij staat de priester bij en mag zelf ook voorgaan in 2 sacramenten, met name: het doopsel en het huwelijk. Al de rest van de sacramenten mag hij niet toedienen.

Priester

Priester is een wijding binnen de Kerk.

Als priester leg je drie 'beloften' af:

1. het celibaat (ongehuwd zijn omwille van het Rijk Gods)

2. gehoorzaamheid aan de bisschop

3. het dagelijkse gebed

De priester mag alle sacramenten toedienen en krijgt een bepaalde taak toegewezen: pastoor (in een parochie), aalmoezenier (in een ziekenhuis of de gevangenis) of priester-leerkracht.

Deken

Een deken is een priester en het hoofd van een groep 'pastoors' binnen een bepaald gebied. Zo helpt hij de bisschop met het lokale werk. Hier in Brugge zijn er verschillende dekens: de deken van Oostkamp, de deken van Brugge-Centrum, de deken van Brugge-Oost.

Bisschop

De bisschop krijgt een extra wijding - de bisschopswijding. Die wordt toegediend door de aartsbisschop of de kardinaal. De bisschop wordt gekozen door de pauze, die een keuze maakt uit een lijst van drie kandidaten, opgesteld door de verantwoordelijken van het bisdom. 

​

De bisschop is het hoofd van het bisdom. In België vallen de grenzen van de bisdommen zo goed als samen met de grenzen van de provinciën. De bisschop heeft als taak de verantwoordelijke te zijn van alle priesters en instellingen binnen het bisdom. Verder is hij diegene die de priesters en diakens wijdt.

Aartsbisschop / Kardinaal

Alle bisschoppen samen worden onderverdeeld in een bisschoppenconferentie. Dit zorgt ervoor dat de paus makkelijk zijn beleid kan uitvoeren en vat heeft op de verschillende landen. Aan het hoofd van zo'n bisschoppenconferentie staat een 'hoofdbisschop' - die krijgt de titel van aartsbisschop. Om de drie à vier jaar beloont de paus een aantal van die aartsbisschoppen met een extra titel. Zij worden dan kardinaal. Het zijn de kardinalen (jonger dan 80 jaar) die de paus mogen kiezen tijdens het conclaaf. 

Paus

De paus wordt tijdens een conclaaf verkozen uit de aanwezige kardinalen. Bij een 2/3 meerderheid wordt hij aangewezen. De paus kiest na de verkiezing een nieuwe naam waaronder hij bekend zal zijn. Hij is het hoofd van de hele Kerk en het staatshoofd van Vaticaanstad. Hij is de enige die kerkelijke wetten kan veranderen en de bisschoppen, aartsbisschoppen en kardinalen kan benoemen. Hij is ook diegene die de zalig- en heiligverklaringen doet. 

EXTRA VOOR DE VIERDES:

CONCLAAF VS. CONCILIE

CONCLAAF

Een conclaaf is een pausverkiezing. Bij het overlijden of aftreden van een paus worden alle stemgerechtigde kardinalen van over heel de wereld samen geroepen om zich tijdelijk op te sluiten in de Sixtijnse Kapel (en de aanpalende gebouwen) in Vaticaanstad. Tijdens deze periode zijn ze van alle communicatie afgesneden om het stemproces niet te verstoren. Bij elke stemronde mag elke kardinaal één stem opgeven. Nadien worden de stemmen geteld. Als er geen 2/3 meerderheid is, worden de stemmen verbrand en komt er zwarte rook uit de schoorsteen van de kapel. Als die meerderheid wel bereikt is en de gestemde kandidaat het pausschap aanvaardt, wordt er een product bij de stembiljetten gedaan waardoor de rook wit kleurt en de hele wereld dat het 'habemus papam' ('we hebben een paus) is. 

CONCILIE

Een concilie is een kerkvergadering. Alleen de paus kan die samen roepen. Op deze kerkvergadering zijn alle bisschoppen, aartsbisschoppen en kardinalen aanwezig. Maar er kunnen ook theologen, vertegenwoordigers van andere godsdiensten en specialisten aanwezig zijn - dit op uitnodiging. Een concilie vergadert over belangrijke theologische onderwerpen en de uitkomst is meestal een verandering binnen de kerk. 

Het laatste concilie was het Tweede Vaticaanse Concilie en liep - mits onderbrekingen - van 1962 tot 1965.  De conclusies van dit concilie leidden tot meer rechten voor de gelovigen in de kerk, het feit dat de mis niet meer met de rug naar het volk gevierd wordt en de liturgische taal tegenwoordig de moedertaal is. 

WIE IS WIE -

EN WAT IS HUN FUNCTIE?

Johan Bonny

Franciscus

Lode Aerts

Jozef De Kesel

Koen Seynaeve

Benedictus XVI

Liturgisch jaar

Advent

De advent is de voorbereidingstijd op Kerstmis en duurt 4 zondagen. Op de eerste zondag van de advent start het nieuwe liturgische of kerkelijke jaar - nieuwjaar als het ware. Tijdens de advent gaan we van donker naar licht (met Kerstmis als 'het feest van het licht' als eindpunt) - daarom steken we elke week een extra kaars op de adventskrans aan. Tijdens de advent lezen we de verhalen in het Oude Testament van de profeten die oproepen tot 'bekering' en 'verandering' en de verhalen in het Nieuwe Testament over Johannes de Doper - die de mensen voorbereid op Jezus.

​

Liturgische kleur: paars

Kerstmis

Kerstmis vieren we op 25 december. Het is het feest van het licht - of beter gezegd: het feest van de geboorte van Jezus. Op de avond voor Kerstmis - tijdens de kerstnacht - vieren we om middernacht dat Jezus geboren is. Dan pas wordt het kindje in de kribbe gelegd en lezen we het kerstverhaal. Soms wordt in de adventskrans een vijfde kaars ontstoken. Die staat dan in het midden van de krans.

​

Liturgische kleur: wit

Kersttijd

De kersttijd loopt van Kerstmis tot aan het feest van Driekoningen. Tussendoor vieren we nog 'het feest van de Heilige Familie' en 'Epifanie'.

Het eerste feest dat we de zondag na Kerstmis vieren is het feest van de Heilige Familie. Hierbij lezen we ofwel het verhaal hoe Jezus naar de tempel gebracht wordt en daar door de oude Simeon en Hannah opgewacht wordt. Simeon roept uit van vreugde dat hij zijn hele leven gewacht heeft om 'de verlosser' te zien en nu eindelijk kan sterven. Ofwel lezen we het verhaal van hoe Maria en Jozef naar de tempel gaan 'op bedevaart' en daar Jezus verliezen. Pas als ze onderweg zijn terug naar huis, beseffen ze dat ze hem kwijt gespeeld zijn. Ze snellen terug naar de tempel en merken daar hoe Jezus onderricht aan het geven is aan de schriftgeleerden en niet omgekeerd.

Als de kersttijd lang genoeg is, vieren we ook 'Epifanie'. Dit is het feest van het doopsel van Jezus, waarbij we lezen hoe Jezus door Johannes de Doper in de Jordaan gedoopt wordt.

De kersttijd sluiten we sowieso af met het feest van Driekoningen op 6 januari. We lezen het verhaal van de 3 wijze mannen die uit het Oosten komen met goud, wierook en mirre om de nieuwe 'koning' te eren. De verhalen lopen in de kersttijd niet echt chronologisch, waardoor dit feest plots weer terug grijpt naar de geboorteverhalen. Traditioneel wordt op het feest van Driekoningen een taart gebakken waar een koffieboon in verstopt zit. Wie de boon vindt in zijn stuk, is koning voor één dag.

​

Liturgische kleur: wit

Maria-lichtmis

Maria-lichtmis wordt gevierd op 2 februari. Op deze dag wordt opnieuw het verhaal gelezen van Simeon en Hannah (Lc 2, 22-40). Traditioneel worden op deze dag alle dopelingen van het voorbije jaar opnieuw uitgenodigd om hun doopkaars of doopschaaltje te komen afhalen en nog eens gezegend te worden. In Vlaanderen leeft ook de traditie om op deze dag pannenkoeken te eten. Dit komt door de oud-Vlaamse uitspraak: 'Er is geen vrouwtje nog zo arm, of ze maakt op Lichtmis haar pannetje warm.'

​

Liturgische kleur: wit of blauw (Maria-feest)

Aswoensdag 

Aswoensdag is de start van de vasten. De datum van aswoensdag is afhankelijk van de datum van Pasen (en dit wisselt elk jaar). De dag voor aswoensdag wordt 'vette dinsdag' genoemd en is normaal gezien de dag waarop carnaval gevierd wordt - een laatste dag van vettigheden en luid plezier. Daarna start de vasten voor 40 dagen (op zondag vasten we niet). 

​

Op aswoensdag lezen we uit de profeet Joël het verhaal over het volk Israël dat opgeroepen wordt om een boetekleed aan te doen, het hoofd met as te bestrijken en te vasten. Daarom worden de oude palmtakjes ook verbrand in deze viering en de as op het voorhoofd van de aanwezigen gewreven, als teken van de start van de vasten.

​

Tijdens de vasten lezen we vooral uit de boeken van de profeten en Exodus. Deze verhalen vertellen over de uittocht uit Egypte, weg uit alles van slavernij, alles waar we afhankelijk van zijn en (de profeten) waarschuwen voor hoe het fout kan lopen.

​

Liturgische kleur: paars

Veertigdagentijd

‘Veertig’ is in de bijbel het getal dat doet denken aan: bezinning, inkeer, leertijd, voorbereiding.

 

Zo verbleef Noach veertig dagen en nachten in de ark, Mozes was veertig dagen op de Sinaï, het volk Israël trok veertig jaar door de woestijn, Elia was veertig dagen in de woestijn, Ninive kreeg veertig dagen de tijd om zich te bekeren. Jezus verbleef veertig dagen in de woestijn, voor de uitzending van Paulus en Barnabas, kwamen de eerste christenen veertig dagen bijeen in bidden en vasten.

Veertig dagen of jaren als voorbereiding op de activiteiten die daarop volgden. Zo gezien is de veertigdagentijd de voorbereidingstijd op Pasen. Vroeger noemde men die periode de ‘vasten’, omdat er in die periode veel minder gegeten werd. Op bepaalde dagen at men zelfs geen vlees of eieren. Maar omdat ‘vasten’ niet de enige manier om zich op Pasen voor te bereiden, spreekt men nu van de ‘veertigdagentijd’: een tijd om na te denken en te doen wat men in zijn leven belangrijk vindt vanuit zijn geloof in Christus.

 

De veertigdagentijd begint met Aswoensdag en eindigt met paaszaterdag. Als je de zondagen - die niet als vastendagen beschouwd worden - niet meetelt, bekom je veertig dagen. De datum van Aswoendag wordt bepaald door de datum van Pasen. De laatste week van de veertigdagentijd wordt de Goede Week genoemd.

 

Liturgische kleur: paars
 

Goede Week

Palmzondag:

Eerst feestelijk binnengehaald als een koning, valt Jezus enkele dagen later van dat voetstuk: in Jeruzalem wachten hem lijden, verguizing en dood. Palmzondag is de laatste zondag van de veertigdagentijd en de 1ste dag van de Goede Week. De bedoeling van de Goede Week is om het lijden en sterven van Christus te overwegen. De benaming Goede Week verwijst naar het geloof dat het uiteindelijk - op Pasen - allemaal goed komt.
 

Alle 4 de evangelisten vertellen hoe Jezus 6 dagen voor het Pescha, het joodse Pasen, aankomt in Bethanië en Bethfagé. Die avond eet hij met zijn goede vriend Lazarus en zijn zussen Maria en Martha. Hij stuurt 2 leerlingen naar een dorpje in de buurt om een ezelsveulen op te halen waar nog niemand op gereden heeft. Als ze daarop aangesproken worden, moeten ze antwoorden dat de Heer het veulen nodig heeft en het ook zal terugsturen. Zo gebeurt het ook. De leerlingen leggen hun mantels op de rug van het ezelsjong en Jezus gaat erop zitten. Vele pelgrims zijn - net als Jezus - naar Jeruzalem gekomen om Pesach te vieren. Ze staan langs de weg te wuiven en roepen Jezus toe: Hosanna! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer! In Jeruzalem aangekomen, gaat Jezus naar de tempel. Het is er een drukte van belang: er wordt verhandeld en geld gewisseld. Jezus ontsteekt in woede, jaagt alle handelaars de tempel uit en gooit hun tafels om. Door deze episode raakt Jezus nog meer in conflict met de hogepriesters. Dat zal uiteindelijk uitlopen op zijn gevangenneming en dood.  

​

In de katholieke kerk wordt Palmpasen (of palmzondag) vanouds gevierd met de zegening van palmtakken aan het begin van de eucharistie. In noordelijkere streken worden die omwille van het klimaat bijna altijd vervangen door buxustakjes, in Midden-Europa door takjes met wilgenkatjes. De priester zegent en besprenkelt met de wijwaterkwast de palmtakken met wijwater. Op Palmzondag wordt als evangelie het hele lijdensverhaal van Jezus voorgelezen, net zoals op Goede Vrijdag. Na de eucharistie worden de gezegende palmtakken thuis achter de kruisbeelden gestoken.

​

Liturgische kleur: rood

Witte donderdag

Witte Donderdag is de start van het paastriduüm dat loopt tot Stille Zaterdag. We vieren op Witte Donderdag het Laatste Avondmaal van Jezus met zijn leerlingen.

​

De liturgische kleur van Witte Donderdag is wit.

Wit (of goud) staat voor goed, vreugdevol en heilig. Dat past heel goed bij Witte Donderdag, de dag waarop we de eerste eucharistie herdenken. De vreugde van Witte Donderdag is tegelijk vermengd met diepe droefheid omdat na het Laatste Avondmaal het lijdensverhaal van Jezus begint.

​

De laatste maaltijd van Jezus met zijn leerlingen is niet zomaar een doordeweekse maaltijd. Volgens de evangelisten Matteus, Marcus en Lucas viert Jezus de vooravond van het joodse paasfeest, Pesach of Pascha. De joodse gemeenschap gedenkt dan de bevrijding uit de slavernij, die het volk van Israël in Egypte doormaakte.


Tijdens het Laatste Avondmaal deelt Jezus met zijn leerlingen ongedesemd Pesachbrood. Dat was de normale gang van zaken. Maar dan doet hij iets bijzonders: hij noemt dit brood zijn lichaam. Hij wil daarmee aangeven dat hij zichzelf geeft aan de mensen. Zo geeft Jezus aan dat hij alle mensen uit de slavernij van de zonden zal leiden.   Jezus laat ook wijn rondgaan en noemt die zijn bloed. Hij zegent het brood door de bekende instellingswoorden te spreken: ‘Neem en eet, dit is mijn lichaam.’ Ook nam Hij een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun die met de woorden: ‘Drink er allen uit, want dit is mijn bloed van het verbond, voor velen uitgeschonken tot vergeving van zonden.’ (Mt 26, 26-28)
 

Volgens het Nieuwe Testament wordt Jezus in diezelfde nacht in de hof van Getsemané verraden door Judas Iskariot, één van zijn leerlingen. Judas levert Jezus voor 30 zilverlingen uit aan de joodse religieuze leiders in Jeruzalem (Mt 26, 47-56). Zij beschuldigen Jezus van godslastering omdat hij zich Gods zoon noemde en in Gods naam zonden vergaf.

Na de overval in de hof van Getsemané wordt Jezus door de joodse hogepriester Kajafas verhoord en daarop door de Romeinse stadhouder Pontius Pilatus ter dood veroordeeld.

 

De viering van Witte Donderdag heeft een paar specifieke elementen.  
 

1. Tijdens het Gloria luiden de klokken en altaarbellen nog even op volle kracht. Daarna blijven ze, net als het orgel, stil tot Pasen. Vroeger zei men letterlijk dat de klokken naar Rome waren om op Pasen met paaseieren terug te keren.

​

2. Na het evangelie wast de priester de voeten van 12 gelovigen. Zij symboliseren de apostelen en verwijzen naar wat Jezus die avond deed. 

 

3. De ciborie met hosties wordt na de communie naar een rustaltaar gebracht (meestal aan de zijkant van de kerk). Daar blijft iedereen waken zoals de leerlingen bij Jezus waren in de Hof der Olijven. 

​

Liturgische kleur: wit/goud

Goede vrijdag

Tijdens hun Pesachfeest herdenken de joden dat God hen uit de Egyptische slavernij heeft geleid. De doorgang door de Rode Zee staat hierbij centraal. Het Latijnse woord voor doorgang is passio. Daarom wordt ook in het Nederlands het lijdensverhaal van Jezus de Passie genoemd. De Passie van Jezus is de doorgang die hij door lijden en sterven heen naar zijn verrijzenis heeft gemaakt.

 

De evangelisten getuigen hoe Jezus eerst door het Sanhedrin - de joodse Hoge Raad - en later door de Romeinse overheid – landvoogd Pontius Pilatus - verhoord, berecht en veroordeeld wordt. Daarna wordt hij gegeseld en van zijn kleren ontdaan. Hij krijgt een doornenkroon op zijn hoofd gezet. 

Het Romeinse gebruik liet toe dat die dag een gevangene vrijgelaten wordt. Pilatus vindt geen schuld bij Jezus. Daarom laat hij het volk kiezen tussen Barabbas, die veroordeeld was voor moord, en Jezus. Opgeruid door zijn religieuze leiders laat het volk Jezus in de steek en wordt Barabbas vrij gelaten.

Jezus moet zelf zijn kruis dragen naar Golgota, een heuvel die even buiten Jeruzalem ligt. Daar wordt Jezus samen met 2 moordenaars gekruisigd.

Een van hen is zozeer onder de indruk van Jezus dat hij zich onmiddellijk bekeert.

Als Jezus de geest geeft, komt er duisternis over het land, beeft de aarde en scheurt het voorhangsel van de tempel.

Jozef van Arimathea is een lid van de joodse Raad en in het geheim een volgeling van Jezus. Hij bekomt van Pontius Pilatus dat Jezus begraven mag worden en zorgt ervoor dat Jezus neergelegd wordt in een graf dat in de rotsen is uitgehouwen. Daarvoor wordt een grote steen gerold.

Jezus wordt in het graf gelegd.

​

Goede Vrijdag is voor christenen een officiële vastendag. Vandaag wordt geen eucharistie gevierd. In veel kerken wordt op Goede Vrijdag om 15 uur, het tijdstip waarop Jezus volgens de evangelisten stierf, een kruisweg gehouden.

De deelnemers staan letterlijk en figuurlijk stil bij de 14 kruiswegstaties, de bijzondere momenten van Jezus’ lijdensweg en het lijden van mensen in deze tijd. 

​

In de vieringen van Goede Vrijdag wordt vaak stil gestaan bij alle lijden in de wereld op vandaag.

​

Liturgische kleur: rood​

Stille zaterdag

pasen

Op Pasen vieren de christenen dat het verhaal niet eindigt met de dood, maar dat hoop het altijd haalt, dat liefde wint op haat, dat de dood niet het laatste woord heeft. 

​

De eerste paasboodschap weerklonk meer dan 2000 jaar geleden in een donker rotsgraf en was gericht aan vrouwen die in diepe rouw gedompeld waren. Heel vroeg in de morgen gaan zij naar zijn graf. Ze willen zijn dode lichaam met zalf en kruiden verzorgen. Ze vragen zich af: Wie zal de zware steen voor de ingang van de grafkamer wegrollen voor ons? Maar kijk, de zware steen is al weggerold! Het graf is open! Ze gaan het graf binnen. Rechts zien ze plots een jongeman zitten die in het wit gekleed is. Ze schrikken vreselijk. Maar de jongeman zegt: Wees niet bang, jullie zoeken Jezus, die aan het kruis gestorven is. Hij is niet meer hier. Hij is opgewekt uit de dood! Kijk, dat is de plaats waar hij neergelegd was. Ga terug en zeg aan Jezus’ vrienden en aan Petrus: Hij gaat jullie voor naar Galilea. Daar zullen jullie hem zien, zoals Hij jullie heeft gezegd.

De vrouwen zijn over hun toeren en rennen weg. De volgende dag laat Jezus zelf zich aan hen zien. Nu gaan de vrouwen het nieuws wél vertellen aan Jezus’ vrienden.  Wanneer de leerlingen horen dat Jezus leeft en de vrouwen hem hebben gezien, geloven ze hun oren niet. Enkele dagen later laat Jezus zich ook aan zijn vrienden zien. Pas nu beginnen ze het ongelooflijke te geloven: Jezus leeft dicht bij God, Hij is opgestaan, Hij is verrezen!

​

In 325 na Christus bepaalde het eerste concilie van Nicea wanneer christenen voortaan het jaarlijkse paasfeest vieren. Christenen vieren Pasen op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente.

 

De paasviering begint al op de vooravond, Stille Zaterdag, met de paaswake. De liturgie opent met een indrukwekkende lichtritus: de paaskaars wordt aangestoken aan het paasvuur en vervolgens de kaarsen van alle kerkgangers. In de lezingen klinkt het verband tussen de bevrijding uit Egypte en de bevrijding uit zonde en dood door Jezus’ kruis en verrijzenis. Doopwater wordt gewijd en daarna hernieuwen alle gelovigen hun doopbeloften.

 

Op Pasen zelf is de liturgie minder uitgebreid en staat volledig in het teken van de verrijzenis. In Rome houdt de paus elk jaar op eerste paasdag bij de Sint-Pietersbasiliek een toespraak. Hij geeft zijn zegen - Urbi et orbi (letterlijk: voor de stad en voor de wereld) - en wenst iedereen een zalig paasfeest.

​

Omdat de kerkklokken tussen Witte Donderdag en de paasnacht zwijgen, wordt aan de kinderen verteld dat ze naar Rome vertrekken om paaseieren te halen. Die worden in de paasnacht in de tuinen gestrooid. Het eerste klokkengelui op paasmorgen is voor kinderen het sein dat ze naar paaseieren mogen zoeken.  Eieren staan in alle culturen symbool voor levenskracht, omdat uit een ei vaak nieuw leven ontstaat. In de christelijke traditie staat de eierschaal symbool voor het Oude Verbond en het ei zelf voor het Nieuwe Verbond. Het ei dat openbarst en het kuiken dat te voorschijn komt, is symbool voor de verrijzenis. De paashaas werd ingevoerd door protestantse christenen. Die wilden met Rome - en dus met de paasklokken - niks te maken hebben. Wellicht knoopten zij aan bij een volkse traditie waarin de haas vaak symbool staat voor vruchtbaarheid. Maar een paashaas die eieren legt? Hoe komt de traditie daarbij? Vogels lieten hun eieren soms achter in lege hazenlegers. Deze eieren werden nogal eens - verkeerdelijk - aanzien voor hazeneieren.

​

Liturgische kleur: wit/goud

Paastijd

De paastijd loopt van Pasen tot en met Pinksteren en duurt 50 dagen. In deze periode lezen we vooral de verrijzenisverhalen: hoe Jezus aan de eerste leerlingen verscheen, hoe Thomas hem niet geloofde (de ongelovige Thomas), hoe de leerlingen op weg naar Emmaüs hem herkenden aan het breken van het brood en hoe de eerste christengemeenschappen ontstonden (de Handelingen van de apostelen).

​

Liturgische kleur: wit/goud

O.L.H.  Hemelvaart

Op Hemelvaartsdag lezen we hoe Jezus een laatste maal aan de leerlingen verschijnt. Hij neemt ze mee - een berg op - waar plots een mist opsteekt en hij definitief verdwijnt. Als herinnering plaatsen de leerlingen 3 tenten: één voor Jezus, één voor Mozes en één voor Elia (de 3 grote profeten of voorbeelden in de Bijbelse traditie).

We vieren O.L.H. Hemelvaart 40 dagen na Pasen, als 'spiegel' voor de veertigdagentijd. In Brugge wordt op deze dag de Heilige Bloedprocessie gehouden, een religieuze stoet waarin de hele Bijbelse geschiedenis uitgebeeld wordt, evenals het binnen brengen van het relikwie van het bloed van Christus in Brugge.

​

Liturgische kleur: wit/goud

Pinksteren

Pinksteren is afgeleid van het Griekse woord ‘pentekostè’, wat vijftig betekent. Dit feest valt 10 dagen na Hemelvaart en de 50ste dag na Paasdag. We herdenken de neerdaling van de Heilige Geest over de apostelen en het ontstaan van de Christelijke kerk. 

 

Pinksteren ontstond uit het Joodse Wekenfeest (of Sjavoeot). Dit feest is ter herinnering aan de gebeurtenis bij de berg Sinaï, toen God aan Mozes de 10 Geboden gaf. Christenen namen de feestdag over omdat ze een gelijkenis zagen met de neerdaling van de Heilige Geest. In beide gevallen betekende het de start van een nieuwe beweging.

​

Tijdens Hemelvaart ging Jezus voorgoed naar de hemel, maar hij beloofde zijn leerlingen niet in de steek te laten. Op de Eerste Pinksterdag zaten de apostelen in een huis. Ineens hoorden ze een stormgeluid en zagen ze vlammen boven hun hoofden verspreidden. Op dat moment wisten ze dat God hun de Heilige Geest had geschonken. Plots konden de volgelingen in allerlei vreemde talen praten en vertelden ze iedereen over Gods grote daden. 3000 mensen werden overtuigd en sloten zich diezelfde dag nog aan bij de kerk, wat wordt gezien als het ontstaan van de kerk.

​

Liturgische kleur: rood

Allerheiligen / Allerzielen

Op 1 november vieren we Allerheiligen, het feest van alle heiligen. Alle 'gecanoniseerde' heiligen, maar ook alle voorbeelden voor zovele mensen, worden dan herdacht. Heiligen zijn mensen die 'voorbeeldig' geleefd hebben en zo tonen hoe je goed en correct het voorbeeld van Jezus kan navolgen.

​

Liturgische kleur: wit/goud


Op 2 november is het Allerzielen en herdenken we alle mensen die gestorven zijn. Dit feest wordt vaak gekoppeld aan een bezoek aan het kerkhof.

​

Liturgische kleur: paars

Alles over de Bijbel

periodiek-systeem-van-de-bijbel.png

Het oude Testament

Het eerste deel van de Bijbel heet het Oude Testament (O.T.). Die benaming wordt vanaf de eerste kerken gebruikt om duidelijk te maken dat deze boeken hoorden bij de eerste periode van de geschiedenis: ze gaan over de tijd vóór Jezus’ komst.

De boeken van het Oude Testament (van Genesis tot Maleachi) zijn geschreven rond en tijdens de Babylonische ballingschap in de Hebreeuwse en de Aramese taal. De eerste boeken (Genesis tot en met Deuteronomium) gaan over: de vroegste geschiedenis van de mens, het ontstaan van het volk Israël en de wet die God aan Israël gegeven heeft. Daarna volgen de historische boeken (Jozua tot en met Ester). Daarin wordt de verdere geschiedenis van Israël verteld. De boeken Job tot en met Hooglied zijn 5 poëtische boeken. De profetenboeken (Jesaja tot Maleachi) zijn de laatste boeken van ons Oude Testament.

 

Het Oude Testament van de joden heet de TeNaCh – een letterwoord dat staat voor de drie delen van de Bijbel:

  1. Torah: de boeken van de Wet – ook wel de boeken van Mozes of de Pentateuch geheten

  2. Nebiïm: de boeken van de profeten (Nabi = Hebreeuws voor profeet) – de boeken van Jesaja, Ezechiël, Jeremia en de 12 kleine profeten

  3. Chetubim: de liederen en de boeken van de wijsheid – hieronder plaatsen we boeken zoals Ruth, Hooglied, Esther, …

In onze Bijbel vinden we deze indeling niet terug. Wij hanteren een vrij chronologische volgorde van de Boeken – in de volgorde van het verhaal.

.

alphacursus-hst-5-bijbel-lezen-waarom-en
Deuterocanonieke+boeken+(OT).jpg

Deuterocanonieke

boeken

In de Katholieke Bijbel zal je boeken vinden die niet in de oorspronkelijke Hebreeuwse Bijbel (en ook niet in sommige protestantse bijbels) staat. De reden hiervoor is omdat ze geschreven zijn in de periode na het vastleggen van de Hebreeuwse Bijbel. Toch horen ze er in zekere zin bij, al zijn ze vaak moeilijk te lezen en begrijpen.

Nieuwe Testament

Het tweede gedeelte van de Bijbel wordt het Nieuwe Testament (N.T.) genoemd. Die titel werd vanaf de vroege kerk gebruikt om duidelijk te maken dat deze boeken horen bij een nieuwe periode van de geschiedenis: de tijd vanaf de komst van Jezus. In het Nieuwe Testament staat de persoon Jezus Christus centraal.

 

Het N.T. bestaat uit boeken van de eerste volgelingen van Jezus. Die boeken zijn waarschijnlijk tussen ongeveer 50 en 95 na Christus geschreven in het Grieks. Die periode valt in de zo genoemde Grieks-Romeinse tijd. Het Nieuwe Testament begint met 4 evangeliën: beschrijvingen van het leven en het onderwijs van Jezus. In het boek ‘Handelingen van de apostelen’ is het ontstaan van de eerste christengemeenten beschreven. Verder volgen een aantal brieven aan bepaalde kerken of aan individuele gelovigen. Deze brieven zijn geschreven door apostelen: volgelingen die Jezus had uitgekozen om het evangelie te vertellen aan de hele wereld. Het laatste boek van het Nieuwe Testament is de ‘Openbaring van Johannes’. De schrijver beschrijft visioenen (openbaringen, onthullingen) die God hem liet zien over de laatste periode van de menselijke geschiedenis.

IBB-WegWijs-Hoe-zit-de-Bijbel-in-elkaar-

EXTRA VOOR DE VIERDES

Heeft jezus echt bestaan?

Niet-bijbelse bronnen

over de historische Jezus

​

BEWIJS 1: TACITUS

 

Tacitus is een Romein, die schreef dat Christenen verantwoordelijk waren voor de grote brand die Rome in 64 na Christus verwoestte. Hij geloofde dat Christus tijdens de heerschappij van Pontius Pilatus op een extreme manier werd geëxecuteerd. En toch stelt hij dat de dood van Christus "een hoogst verderfelijk bijgeloof" was, dat niet alleen in Judea maar ook in Rome de kop had opgestoken. Hij geeft hiermee indirect bewijs voor de overtuiging van de vroege kerk dat Christus, die gekruisigd werd, uit het graf was opgestaan. Dit zou het bizarre fenomeen verklaren van een zeer snel groeiende godsdienst, die was gebaseerd op de aanbidding van een man die als een crimineel was gekruisigd. Hoe kun je dat verklaren?

BEWIJS 2: PLINIUS DE JONGERE 

 

Een andere bewijsstuk voor Jezus kan gevonden worden in de brieven van Plinius de Jongere aan keizer Trajanus. Plinius was de Romeinse gouverneur van Bithynië in Klein-Azië. Hij vroeg keizer Trajanus hoe hij mensen kon berechten die ervan beschuldigd werden Christenen te zijn. Hij had wat onderzoek uitgevoerd over deze Christenen en dit is waar hij mee op de proppen kwam: "Ze kwamen op een bepaalde dag van de week vóór het ochtendgloren samen en zongen liederen voor Christus, als voor een god. In tegenstelling tot andere goden die werden aanbeden, was Christus een mens die op aarde geleefd had. Zij verbonden zichzelf aan een plechtige eed dat zij niet aan slechte daden mee zouden doen, en dat zij nooit bedrog, diefstal, overspel of meineed zouden plegen, of het vertrouwen van een ander zouden schenden." Deze vroege Christenen geloofden dat hij een echt mens was en zij hielden zijn leers in het hoogste aanzien. Zij verbonden zichzelf ook aan een hogere eed om de verschillende morele standaarden niet te schenden die de bron zijn van de ethische leer van Jezus.

BEWIJS 3: FLAVIUS JOSEPHUS

 

In een van de geschriften van Josephus, "Testimonium Flavianum" genaamd, vinden we de volgende tekst: "Te dien tijde was er een zekere Jezus, een wijs mens, indien men hem althans een mens noemen mag; want zijn werken waren wonderlijk. Hij onderwees degenen, die graag in de waarheid onderricht wilden worden. Hij werd niet alleen door veel Joden gevolgd, maar ook door veel heidenen. Deze was de Christus, die door de oversten van ons volk bij Pilatus aangeklaagd en op zijn bevel gekruisigd werd. Doch de mensen hem tijdens zijn leven gevolgd hadden, verlieten hem na zijn dood niet; want hij is hun op de derde dag weer levend verschenen, gelijk de goddelijke profeten van hem voorzegd hadden - naast andere wonderlijke dingen. Aan hem hebben de christenen, die tegenwoordig nog bestaan, hun naam ontleend." Josephus was geen Christen. Daarom geloven veel mensen niet dat hij een tekst als bovenstaande zou kunnen hebben schrijven. Maar dan nog vinden we hier details die ons vertellen dat de "Bijbelse Jezus" en de "historische Jezus" een en dezelfde zijn.

BEWIJS 4: DE BABYLONISCHE TALMOED

Er bestaat ook een verzameling Joodse rabbinale geschriften die een aantal duidelijke verwijzingen naar Jezus bieden. Deze geschriften worden de "Babylonische Talmoed" genoemd en werden ergens tussen 70-500 na Christus geschreven. De belangrijkste verwijzing uit deze periode stelt: "Volgens een traditie hingen zij Yeshu op de vooravond van de sabbat en Pascha op. En de heraut ging veertig dagen voor hem uit, al roepende: Yeshu zal worden terechtgesteld, want hij heeft toverij gepleegd en Israël verleidt en hen vervreemd van God." De naam Yeshu is in feite Hebreeuws voor Jezus. Maar wanneer je deze passage leest, zou je kunnen zeggen dat Jezus niet werd opgehangen, maar gekruisigd. Maar het woord "ophangen" dient als een synoniem voor het woord "kruisigen". En hoe zit het met de uitspraak dat Jezus gestenigd zou worden? Dit zou erop kunnen duiden dat de Joodse leiders dit aanvankelijk van plan waren, maar dat de Romeinse regering toen ingreep.

Bijbelse bronnen over Jezus

Het Marcus-evangelie

MARCUS schreef zijn evangelie waarschijnlijk in Rome rond 70. Marcus is een bekeerde heiden en schrijft voor vervolgde christenen. Hij is een goede verteller met een rake taal. Hij citeert Aramese woorden, maar vertaalt die meteen. Ook legt hij geregeld joodse gebruiken uit. Het Marcusevangelie is het kortste evangelie: slechts 16 hoofdstukken. Het lijden en de verrijzenis van Jezus staan centraal. 
 

Iets typisch voor zijn evangelie is het “Messiasgeheim”. Jezus wil niet dat zijn identiteit als Messias, als Zoon van God, bekend gemaakt wordt zolang hij leeft. Het Messiasgeheim moet bewaard worden tot na de verrijzenis. Als iemand zegt: “Ik ken U, U bent de Messias”, antwoordt Jezus kwaad: “Zwijg”. De visie van Marcus is dat je maar na het hele verhaal over Jezus' lijden, dood en verrijzenis kan begrijpen in welke zin Jezus Messias is.

Het MATTEÜS-

evangelie

MATTEÜS schreef zijn evangelie rond de jaren 80, in de streek ten noorden van Palestina. Matteüs is een jood die zich tot het christendom bekeerd heeft. Met zijn evangelie richt hij zich tot de joden die Jezus willen navolgen. Daarom verwijst hij vaak naar teksten uit de Tenach (het Oude Testament) en omdat zijn joodse lezers die kennen, legt hij die niet uit. Matteüs heeft veel aandacht voor de woorden van Jezus en in navolging van de vijf boeken van de Thora, bundelt hij Jezus’ woorden in vijf grote redevoeringen (waaronder de Bergrede).

Het Lucas-

evangelie

LUCAS schreef zijn evangelie ook rond de jaren 80, waarschijnlijk in Antiochië in Syrië. Hij is een bekeerde heiden met een Griekse opvoeding. Hij schrijft voor Grieks-sprekende christenen. Typisch joodse problemen en gebruiken laat hij achterwege om het zijn lezers niet moeilijk te maken of hij vervangt ze door Grieks-Romeine situaties.

Typisch voor Lucas is “de Jezus” die oog heeft voor de kleinen, de armen, de uitgestotenen…

Het Johannes-evangelie

JOHANNES (of liever de groep schrijvers) schreef zijn evangelie rond het jaar 100, een tijd waar het jodendom en het christendom zich al volledig van elkaar losgemaakt hebben, in een grote stad in Klein-Azië, waarschijnlijk Efese. Hij richt zich dan ook vooral tot de christenen van Efese. Het evangelie van Johannes is het moeilijkste van de vier omdat het vol dubbele bodems en verwijzingen zit. Bovendien is het Johannesevangelie een heel spiritueel evangelie omdat het steeds in symbolen en allegorieën over Jezus spreekt.
 

Wie Johannes is, weten we eigenlijk niet. Misschien is het een leerling van de apostel Johannes; maar naar alle waarschijnlijkheid gaat het om de Johanneïsche school, een groep schrijvers die de Jezusverhalen bundelen, bewerken en daarna als één geheel uitgeven onder de naam van de apostel Johannes om het zo meer gewicht te geven.Het evangelie getuigt hoe dan ook van jarenlange bezinning over Jezus en zijn boodschap. Hetgeeft minder gebeurtenissen weer dan de andere evangelisten en waar dit wel gebeurt, noteert de schrijver er eigen bedenkingen bij.

de kruisweg

bottom of page