DEMOGRAFIE IN DE HOGE MIDDELEEUWEN (1000-1300)
BEVOLKINGSVERLOOP IN DE HOGE MIDDELEEUWEN
De (vermoedelijke) evolutie van de bevolking in Europa (500-2000)
Hoe verloopt de bevolking tijdens deze periode?
Wat stel je vast?
​
* de bevolking daalt?
* de bevolking stijgt?
* de bevolking daalt eerst en stijgt dan weer langzaam?
* de bevolking blijft gelijk?
Hoe kunne we dit bevolkingsverloop noemen?
​
* een demografische recessie?
* een demografische expansie?
PRIMAIRE BEVOLKINGSVERSCHIJNSELEN
NATALITEIT - MORTALITEIT
Hoe zit het met de verhouding tussen nataliteit (N) en mortaliteit (M) tussen 1000 en 1300?
​
* nataliteit stijgt - mortaliteit daalt?
* nataliteit stijgt - mortaliteit stijgt?
* nataliteit daalt - mortaliteit stijgt?
* nataliteit daalt - mortaliteit daalt?
SECUNDAIRE BEVOLKINGSVERSCHIJNSELEN
POLITIEK-RELIGIEUZE OORZAKEN
EERSTE OORZAAK
Net als het volk had ook de geestelijkheid te lijden onder het oorlogszuchtige en uitbuitende gedrag van feodale heren. Daarom riep de Kerk in de loop van de elfde en twaalfde eeuw de Godsvrede in het leven. Hiermee beschermde de Kerk niet alleen zichzelf maar ook het volk tegen het geweld van de feodale heren.
De graven, ridders en landheren moesten met de Godsvrede akkoord gaan door een eed te zweren. De feodale heer kon dat moeilijk weigeren want hij had de steun van de Kerk nodig! Anders kon de Kerk hem als een afvallige bestempelen en dan hoefde zijn volk hem niet meer als hun heer te erkennen.
Wie de Godsvrede toch zou schenden, haalde zich de woede van God (en dus van de Kerk) op de hals. Dit waren een aantal concrete maatregelen die in de Godsvrede opgenomen waren:
1. Er mocht niet geplunderd worden in de kerken, de kloosters en de terreinen daaromheen (de kerkhoven en de kerkasielen) die omgegeven waren met een muur of met een grachtje of gemarkeerd waren door kruisbeelden.
2. Er mocht geen geweld gebruikt worden tegen Zijn priesters en monniken.
3. Er mocht geen geweld gebruikt worden tegen weduwen, wezen en armen, later ook niet meer tegen
vrouwen, kinderen, pelgrims, reizigers en kooplieden.
4. Er mochten geen vluchtelingen opgepakt worden die hun toevlucht hadden gezocht in een kerk.
5. Boeren mochten niet meer zomaar gevangen genomen worden en hun vee mocht niet meer afgepakt
worden.
6. Van niemand mocht meer huis en geld afgepakt worden. Ook niet onder het mom dat dit nu eenmaal
de prijs voor de vrede was.
Doordat ook kooplieden niet meer door de feodale heren overvallen mochten worden, bloeide de handel weer enigszins op.
Naar: WIKIBOOKS, Sociale geschiedenis van de hoge Middeleeuwen en het leven op kastelen van Noord-Frankrijk (1000 – 1300), geraadpleegd via http://nl.wikibooks.org/wiki/Sociale_geschiedenis_van_de_hoge_Middeleeuwen/Volk#Godsvrede
Tweede oorzaak
‘Het godsbestand in de bisdommen Besançon en Vienne’ (ca. 1040)
“We schrijven voor dat het godsbestand door allen onverbrekelijk moet onderhouden worden van woensdag na zonsondergang tot maandag na zonsondergang en van de advent tot Driekoningen (...)
Indien iemand zou proberen dit godsbestand te breken (...) dan moet de bisschop de excommunicatie over hem uitspreken en dit schriftelijk meedelen aan de naburige bisschoppen. Van deze bisschoppen mag niemand de geëxcommuniceerde tot de communie toelaten...”
Naar: VERRELST (W.), ‘Het christendom grondslag van leven en eenheid van de westerse middeleeuwen’, in: Historische units, ME/G, pp. 14 – 15.
ECONOMISCHE OORZAKEN
EERSTE VERBETERING
wintergraan - zomergraan - braak - nateelten - resistentie
Een eerste innovatie was de algemene toepassing van het drieslagstelsel, een systeem van vruchtwisseling dat onder Karel de Grote ingevoerd werd. Akkergronden werden in drie, in plaats van in twee percelen verdeeld. Daarop werd een doorschuifsysteem toegepast van wintergraan (tarwe, rogge), zomergraan (gerst, haver) en braak. Zo kon het braakliggend stuk grond uitrusten en raakte de grond niet uitgeput. Dat had als voordeel dat de rampzalige gevolgen van misoogsten door meer verspreide opbrengsten konden worden opgevangen. Bovendien zorgden nateelten (bijvoorbeeld groenten) voor een meer gevarieerd menu. Het risico op honger nam af en de resistentie tegen ziekten nam toe.
TWEEDE VERBETERING
Een boerin voedert de varkens in een stal. Vanaf de hoge middeleeuwen werden varkens en ander vee vaker op stal gehouden. Dat leverde stalmest op voor de akkerbouw. Boven de varkensstal staat een duiventil. Duivenmest was zeer gegeerd in de groenteteelt. Deze stalmest was de perfecte bemesting en maakte de akkers vruchtbaarder.
Uit: BERINGS (G.), DE WEVER (F.) (e.a.), Historia 3, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, p. 21.
Afbeelding: miniatuur uit een Antwerps gebedenboek van rond 1500.
DERDE VERBETERING
In de hoge middeleeuwen werd een nieuw type ploeg ontwikkeld, de keerploeg. De ploeg steunt op een as met twee wielen. Hij wordt daardoor wendbaarder. Achter de wielen zit het koutermes dat de grond openrijt. Het volgende onderdeel bestaat uit een ploegschaar en keerblad. De ploegschaar snijdt de opengereten grond verder open tot een zode en het keerblad keert de zode om. Koutermes, ploegschaar en keerblad zijn van ijzer vervaardigd. De keerploeg vereiste een zware investering, maar ploegde de akkers veel grondiger om dan de haakploeg en kon ook zwaardere kleigronden aan. Deze keerploeg wordt getrokken door twee paarden die rond de schouders met een haam zijn ingespannen. Paarden waren duurder in aankoop en verbruik, maar veel sneller, wendbaarder en multifunctioneler dan ossen.
Uit: BERINGS (G.), DE WEVER (F.) (e.a.), Historia 3, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, p. 20.
VIERDE VERBETERING
Van de 11de tot de 13de eeuw nam de landbouwoppervlakte toe door ontginning van moerassen en verovering van land op zee (bv. de polders in onze kuststreek). Daarin speelden de kloosters een belangrijke rol, vooral de cisterciënzers en de premonstratenzers.
Na 1100 weken vele Vlamingen, Friezen, Hollanders, Zeeuwen en Duitsers uit naar gebieden ten oosten van de Elbe, die door de Duitse vorsten op de Slavische volken veroverd waren. Van wouden en onvruchtbaar gebied maakten ze akkerland. Om mensen te lokken, schiepen de heren daar vaak gunstige voorwaarden voor de boeren.
Ontginningen
In Vaucresson (bij Parijs) hebben wij een dorp gesticht, een kerk en een huis gebouwd en er braakliggende grond met een ploeg laten ontginnen. Er zijn al ongeveer 60 gegadigden en zeer veel andere wensen te komen. Deze plek, een echt rovershol, verlaten tot in een omtrek van meer dan twee mijl, bracht voor onze abdij niets op en was door de nabijheid van een bos een schuilplaats voor struikrovers en landlopers.
Suger (ca. 1081 – 1151), abt van de benidictijnenabdij van St.-Denis bij Parijs (overgenomen uit Tekens 3.2, p. 45).
Naar Oostland zullen wij varen
Graaf Adolf (bij Hamburg) stuurde boden naar alle streken, naar Vlaanderen en Holland-Zeeland, Utrecht, Westfalen en Friesland, om allen die te weinig landbouwgrond hadden uit te nodigen om gratis bezit te nemen van de beste gronden, een overvloed aan fruit, vis en vlees en de meest geschikte weilanden. Heel veel mensen beantwoordden deze oproep, samen met hun familie. Ze kwamen naar de streek van de Wagriërs (Slaven) en namen er bezit van de beloofde grond.
Cronica Slavorum (1143) door de geestelijke Helmond (ca. 1120 – 1177) over de geschiedenis en kolonisatie van de Slaven ten oosten van de Elbe (overgenomen uit Tekens 3.2, p. 45).